Advocaat-generaal Bot doet uitspraak over vliegvertraging

dinsdag 15 mei 2012

Advocaat-generaal Bot stelt het Hof voor te bevestigen dat passagiers van vertraagde vluchten recht kunnen hebben op compensatie.

Wanneer zij hun eindbestemming drie uur of meer dan drie uur na de geplande aankomsttijd bereiken, kunnen zij aan de luchtvaartmaatschappij een forfaitaire compensatie vragen

Op grond van het recht van de Unie kunnen de passagiers bij annulering van een vlucht recht hebben op een forfaitaire compensatie waarvan het bedrag tussen 250 en 600 EUR ligt. Daarentegen is niet uitdrukkelijk bepaald dat de passagiers van vertraagde vluchten ook voor dat recht in aanmerking komen.

In de zaak Sturgeon (arrest van 19 november 2009) heeft het Hof verklaard dat passagiers van vertraagde vluchten voor de toepassing van het recht op compensatie met passagiers van geannuleerde vluchten kunnen worden gelijkgesteld. Wanneer zij hun eindbestemming drie uur of meer dan drie uur na de door de luchtvaartmaatschappij oorspronkelijk geplande aankomsttijd bereiken, kunnen zij dus van de luchtvaartmaatschappij een forfaitaire compensatie verlangen, tenzij de vertraging aan uitzonderlijke omstandigheden te wijten is.

Het Amtsgericht Köln (Duitsland) en de High Court of Justice (Verenigd Koninkrijk) wensen te vernemen of het Hof de uitlegging die het in het arrest Sturgeon aan het recht van de Unie heeft gegeven bevestigt. De eerste zaak (C-581/10) is bij het Duitse gerecht door passagiers aangespannen tegen de maatschappij Lufthansa op grond dat hun vlucht meer dan 24 uur vertraging had ten opzichte van de oorspronkelijk geplande aankomsttijd. In de tweede zaak (C-629/10) hebben TUI Travel, British Airways, easyJet Airline en de International Air Transport Association (internationale organisatie voor luchtvervoer - IATA) zich tot de rechter van het Verenigd Koninkrijk gewend omdat de Civil Aviation Authority (burgerluchtvaartautoriteit - CAA van het Verenigd Koninkrijk) weigert de bepalingen van het recht van de Unie aldus uit te leggen dat de luchtvaartmaatschappijen hun passagiers bij vertraging geen compensatie verschuldigd zijn.Advocaat-generaal Yves Bot bespreekt het beginsel van schadeloosstelling van de passagier van een vlucht die minstens drie uur vertraging heeft. Hij zet uiteen dat de luchtvaartmaatschappijen geen nieuw gegeven hebben aangevoerd waarmee de uitlegging die het Hof aan het recht van de Unie heeft gegeven in het arrest Sturgeon thans ter discussie zou kunnen worden gesteld. Er is dan ook geen reden waarom het Hof op zijn uitlegging terug zou kunnen komen. Die uitlegging is inzonderheid gebaseerd op het doel van de Europese regelgeving, die de passagiers een hoog niveau van bescherming wil bieden, ongeacht of sprake is van instapweigering, annulering van de vlucht of vertraging, aangezien zij in al deze gevallen soortgelijke ernstige moeilijkheden en ongemakken ondervinden die verband houden met het luchtvervoer.Deze uitlegging strookt ook met het beginsel van gelijke behandeling, op grond waarvan passagiers niet verschillend mogen worden behandeld al naargelang hun vlucht wordt geannuleerd of vertraging heeft, nu zij daardoor vergelijkbare schade lijden, namelijk tijdsverlies, en zij zich dus voor de toepassing van het recht op compensatie in een vergelijkbare situatie bevinden.
De advocaat-generaal geeft het Hof in overweging, te antwoorden dat de passagiers van vertraagde vluchten zich kunnen beroepen op het recht op compensatie wanneer zij door een vertraagde vlucht drie of meer uur tijd verliezen, dat wil zeggen wanneer zij hun eindbestemming drie uur of meer dan drie uur na de door de luchtvaartmaatschappij oorspronkelijk geplande aankomsttijd bereiken.Bovendien is de advocaat-generaal van oordeel dat het recht van de Unie voldoet aan het evenredigheidsbeginsel. Hij zet uiteen dat schadeloosstelling van passagiers van vertraagde vluchten niet tot een willekeurige en buitensporig zware financiële last voor de luchtvaartmaatschappijen leidt, vooral omdat vertragingen van meer dan drie uur die recht geven op die compensatie weinig lijken voor te komen. Bovendien zijn de luchtvaartmaatschappijen niet verplicht compensatie te betalen indien zij kunnen aantonen dat de annulering of de langdurige vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden.Volgens de advocaat-generaal strookt het recht van de Unie ook met het Verdrag van Montreal en met het rechtszekerheidsbeginsel, op grond waarvan de passagiers en de luchtvaartmaatschappijen precies moeten weten wat hun rechten en hun verplichtingen zijn.Tot slot onderzoekt het Hof het verzoek van enkele luchtvaartmaatschappijen om de werking van het in deze zaken uit te spreken arrest in de tijd te beperken. Zij betogen dat de door het Hof te geven uitlegging niet moet kunnen worden ingeroepen voor schadeclaims van passagiers die dateren van vóór de uitspraak van het arrest in de onderhavige zaken, behalve voor passagiers die op die datum reeds een rechtsvordering ter verkrijging van compensatie hadden ingediend.Advocaat-generaal Bot brengt in herinnering dat arresten van het Hof in beginsel gelden voor rechtsbetrekkingen die zijn ontstaan en tot stand gekomen vóór het arrest waarbij op een verzoek om uitlegging wordt beslist. Hij wijst erop dat het Hof zich in het arrest Sturgeon reeds heeft uitgesproken over de schadeloosstelling van passagiers van vertraagde vluchten en dat het de werking van zijn uitspraak niet in de tijd heeft beperkt. Bijgevolg zijn er geen redenen om de werking van het in de onderhavige zaken te wijzen arrest in de tijd te beperken.Bron: Hof van Justitie van de Europese Unie | Curia Europe